
Ik kom net van de maaltijd en een goed gesprek. Neem afscheid van mijn tafelpartner en ga in op het uitnodigende gebaar van Ed, die zonder woorden mij gebaart om een glas wijn met hun te drinken.
Hoe het gaat? Ik vertel over mijn fonteinverhalen. Over het plein met de gedroomde fontein van Karin en mij. Met kringen in mozaïek, waar het water van de ene in de andere ring overloopt en waar je aan de rand kunt zitten en elkaar kunt ontmoeten. Een plek waar we over twintig jaar onze kleinkinderen vertellen over het leven nu. En hoe onze verhalen zich vermengen met elkaar, totdat het verleden zich wat oprekt. Dat we al een paar jaar naar een plek zoeken, een plek waar het werkelijkheid kan worden. Ed en zijn vrouw luisteren aandachtig. De schemering wordt intenser. Ik vertel hoe de gedroomde fontein Nora een herinnering terugbracht. Een gevoel van thuiskomen. Hoe we daarna hebben afgesproken bij een fontein waar ze in haar jeugd haar vakanties doorbracht. Zomaar hier vlak bij.
De ogen van Ed dromen weg. Een stil licht in zijn gezicht verraad iets dat gaat komen. Dan kijkt hij naar ons en begint te praten. Over zijn droom. Ed is architect. Zijn droom gaat over eten. Hij verteld over de polygonale hal in de Spoorzone. Over vers eten, eenvoudig en verrukkelijk. En langzaam zie wij het voor ons. Ik ken het gebouw alleen vanuit de verte, vanuit de trein, maar door de verhalen van Ed kan ik als het ware inzoomen. “Bedoel je zoiets als het restaurant Hotel New York in Rotterdam?”vraag ik. “Hoe weet je dat?” Ja dat bedoelen wij. We kennen die mensen, die zijn in Rotterdam begonnen en toen het klaar was hebben ze het verkocht en zijn naar Dordrecht gegaan. Op een nog onooglijker plek. En moet je nu zien . . . heel inspirerend, Villa Augustus.
Ik zie voor me wat Ed droomt. Door de ramen van de voormalige reparatie werkplaats voor treinstellen kijk ik op potjes verse bieslook en andere kruiden. Je ziet de werkbanken van de koks, die geconcentreerd en ontspannen tegelijk het eten bereiden. Alles is zichtbaar. Voorbij de koks zitten mensen aan tafeltjes. De inrichting is eenvoudig gelaten en het gebouw is gewoon zichzelf gebleven.
Ik kijk een tijdje naar het gebouw en zie de verschillen met het heden. De vijf overhead deuren zijn vervangen door raampartijen. Vanaf borsthoogte ongeveer. Verder is er weinig veranderd. Voor het gebouw staat Ed, stralend in zijn blauw geruite koksbroek en wit t-shirt, zijn witte koksjasje losjes over zijn arm. Ik vertel Ed en zijn vrouw wat ik zie. Ook deze Ed straalt. Dan trekt er een snelle schaduw over zijn gezicht. Dit kan niet! Dit kan geen werkelijkheid worden. Dan stel ik hem gerust. Het gebouw hoeft niet van hem te zijn, het eigendom rust bij iemand anders. Misschien weet hij wel iemand.
Dan pakt Ed resoluut een papieren servet.” Kijk” zegt hij. En hij tekent. Hij tekent mijn fontein, zoals ik het in mijn dromen voor me zie in de ronding van de polygonale hal. Op enige afstand. Waardoor er nog ruimte is voor een terras en mensen die lopen. “Daar komt jouw fontein”.
Lucy Bathgate 12 juni 2012
