
Mijn verlangen gaat uit naar meer wilde natuur en levend water in de stad, zodat het stiller en schoner wordt om er te wonen, te werken, te spelen en te creëren.
Zoals langs de beek, waar ik als kind vaak met mijn oma en zusje liep. Die beek liep door de stad. Daar stonden hele grote bladeren langs de oever. Plompebladeren noemden wij ze en we pasten er onder als kabouters. We mochten er een paar plukken. En oma deed voor hoe je de steel voorzichtig kon buigen als een zeil en dan door het blad heen steken als een kiel. Aan de ene kant van de brug lieten wij ze in het water vallen en dan renden we naar de andere kant, waar de bladeren statig tevoorschijn dreven. “Waar gaan ze naar toe oma?” En oma vertelde hoe ze van de rivier in een grotere rivier uitkwamen. “En dan?” We bleven doorvragen, net zo lang tot de bladeren in de grote zee uitmonden. “Maar dat duurt heel lang”. Toen ik drie jaar later samen met oma aan zee kwam, vroeg ik haar: “Zijn ze er nu, de bladeren?” “Ja, hoor, nu zijn ze er”.
Nu heb ik geleerd dat er een woord bestaat voor het bevrijden van water: ‘ontkluizen’. In de zandgrond van Tilburg is geen stromend water meer te bekennen, maar er waren vele beken, waterlopen en ook de beruchte blauwsloten die het afvalwater van de textielververijen wegvoerden. Ik ben benieuwd hoe hun beddingen liepen. Waar is het water gebleven? Is alles opgegaan in ons riolenstelsel, of zit het anders? Kan het levend water ons betekenis geven in deze zich hernieuwende stad?
Mijn droom is om het water weer te vinden, te bevrijden en plekken te creëren waar het weer kan stromen. Aangevuld met het opgevangen regenwater van de daken, dat niet meer ondergronds hoeft te verdwijnen, maar wat je kunt zien en horen in de tuinen en op pleinen. Waar het water zich verzamelt ontstaan plekken waar de tijd even wegvalt. Waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en verhalen vertellen.
Lucy Bathgate 15 april 2013