Denkend aan Tilburg zie ik brede wegen en kanalen
Traag door oneindige laagbouw gaan
Een dorp dat zich een weg vecht naar de stedelijke status
Dat bouwt in golven hoog optorenend beton
Alsof het voor geleidelijkheid te laat is
Denkend aan Tilburg voel ik het zoeken van de sta
Wie is zij in haar toekomstig leven
Wordt zij wat iedereen van haar verwacht
Of volgt zij andere aan het oog onttrokken wetten
Onbereikbaar voor de politieke macht
Denkend aan Tilburg zie ik de ambtelijke burelen
Die zich elke maandag langzaam maar gestaag
Opvullen met de dienaren van het publieke streven
Onmerkbaar, haast onuitroeibaar ook
Komt de overheid toch steeds opnieuw tot leven
Denkend aan Tilburg voel ik de twijfel
Van de ambtenaar aan het recht van zijn bestaan
Is er nog plaats voor dienen van het algemeen
Is iedere burger per definitie ongekroonde koning
Iedere ambtenaar een blok aan 't been
Denkend aan Tilburg hoor ik de echo van de hanen
Hun kelen schor van doelloos kraaien
Gelaten zoeken kippen naar een graantje bruikbaar voer
En leggen zij, Goddank, nog steeds hun ei
Het gekraai boeit hen allang geen malle moer
(Door Rinke Brinksma, bij zijn afscheid als hoofd van de afdeling ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Tilburg, alweer lang geleden.)