Naar verluidt wil het er des avonds en ‘s nacht nog wel eens ruig aan toegaan op het Dorotheenstädtischer Friedhof in het voormalige Oost-Berlijn. Vooral tussen de zerken 73 en 86 is het flink hommeles. Dan wordt er stevig met keien gegooid naar elkaar; en als het geregend heeft met modder. En ook de zwerfkeitjes die door bewonderaars op het al puistige en morsige graniet zijn gelegd, verwisselen met enig regelmaat van graf.
Volgens omwonenden schudt Hegels zerk het meest van woede, en komt er met enige regelmaat een ondermaanse stem vanonder zijn steen richting 86 vandaan: